De afgelopen jaren heb ik verschillende boeken geschreven over muziek: lesboeken over improvisatie en over zo snel mogelijk noten instuderen. Dat waren praktisch ingestelde boeken voor muzikanten. Maar ik ontdekte ook dat hoe je psychisch in elkaar zit, misschien nog wel belangrijker is dan wat je technisch uitvoert. En ik ontdekte dat dat niet alleen voor muzikanten geldt, maar voor iedereen die optimale prestaties wil leveren.
Een mooie manier om het daarover te hebben is door het schrijven van een roman. Daarin kunnen we meekijken in iemands hoofd en verschillende visies naast elkaar zetten, zodat de lezer zelf kan meedenken en kiezen wat hem of haar aanspreekt.
Podiumangst is een groot probleem, maar er wordt door muzikanten weinig over gepraat. Daarom is dat een prachtige kapstok om de roman aan op te hangen.
‘Er wordt hard aangeklopt. Ik schrik wakker uit mijn overpeinzingen en terwijl mijn hartslag onmiddellijk oploopt, adem ik zwaar en hoorbaar door mijn neus de muffige lucht van dit vertrek in, houd deze een paar tellen in mijn opgezwollen borstkas vast en laat de lucht vervolgens met een diepe, langzame zucht uit mijn moegeademde longen lopen. Het is dus nu zover. Laat ik dan maar gaan ook, ik ben er nu toch. Ik zet me met twee handen af aan het tafelblad en kom overeind. Quentin, die er al die tijd bij is gebleven, gaat me voor, de deur uit. Met gebogen hoofd en sloffende tred volg ik. We steken het oude pleintje over en verdwijnen via de houten deur in de kerk. En daar gebeurt het.
De kou van de grafstenen vloer trekt via mijn voetzolen naar binnen en kruipt centimeter voor centimeter richting mijn knieën. Waarom ben ik hier toch aan begonnen? Dit kan nooit iets worden!
[…]
Terwijl ik mijn hoofd draai en om me heen kijk, voel ik een prikkende hoofdpijn opkomen. Dat krijg je er nou van! Van slecht voorbereid op weg gaan.
Een kille robothand knijpt ritmisch en dwingend in mijn hersenen en verlamt mijn denkproces. Zolang ik oppervlakkig adem, merkt hij mij misschien niet op en laat hij mij met rust. Dus nu niet plotseling bewegen, nergens aan denken en stil blijven zitten. Proberen onzichtbaar te blijven en niet op te vallen.
Het is tijd, we lopen richting orgel. Mijn assistent gaat nog steeds voor me uit door het middenpad tussen de houten kerkbanken. Aan weerszijden van het schip wordt de kerk al eeuwenlang gedragen door onbeweeglijke zware zuilen. Vanuit de hoogte kijken ze me streng aan, ze zullen alles horen en mij onbarmhartig vergelijken met alle muziek die hier in de afgelopen eeuwen heeft geklonken.’
Zo begint het vierde hoofdstuk van mijn roman Plankenkoorts. Het is een typerend hoofdstuk: we lezen mee met wat de hoofdpersoon denkt en hoe hij zich voelt. En dat is niet al te best: hoewel Frank probeert de muzikale top te bereiken, lukt dit niet vanwege zijn angsten. Zijn innerlijke stem houdt hem klein en hij slaagt er niet in hier iets aan te doen. Maar na het zoveelste mislukte optreden is hij het zat en Frank besluit om er alles aan te doen om zijn angsten achter zich te laten. Daarvoor gaat hij in gesprek met medemuzikanten en leest hij stapels zelfhulpboeken.
Gaandeweg het verhaal blijkt steeds dat Franks probleem zich niet zo eenvoudig laat oplossen. Zijn angsten hebben veel te maken met gebeurtenissen uit het verleden, maar ook met de manier waarop hij zich opstelt, zichzelf opblaast en zijn imago blijft oppoetsen. Dit zorgt vaak voor lachwekkende en tragikomische gebeurtenissen. Bijzonder grappig zijn de tekeningen van Lex van Elten, instagramposts waarin Frank zich altijd zo positief mogelijk opstelt tegenover zijn handjevol volgers. Tijdens een ziekenhuisopname na een auto-ongeluk plaatst hij bijvoorbeeld de volgende post:
Dit zal veel van ons bekend voorkomen: online laten we vooral positieve kanten van onszelf zien en de negatieve kanten verzwijgen we liever. Maar leggen we onszelf hiermee niet een enorme druk op?
De tijd in het ziekenhuis wordt overigens nuttig besteed: Frank leest weer een aantal boeken die met podiumangst te maken hebben. Daarbij komt hij ook boeken tegen over mindfulness en filosofie. Als hij bezoek krijgt van zijn vriend Stefan denkt hij er nog over door, al slaagt hij er nog niet echt in om wat hij leest toe te passen:
‘Gelukkig heb ik vanmorgen flink kunnen doorlezen. Ik kwam nog een interessante passage tegen over de wil. ‘We willen alles wat we zien,’ schrijft de auteur. Dat herken ik: als ik chocola zie liggen, wil ik het opeten. Dat lijkt wel een ijzeren wet waaraan niet te ontkomen is. Maar toch eet ik thuis niet de volledige snoepvoorraad op als ik de kastdeur open. Er zit blijkbaar toch een soort rem op. Misschien is dat wel het laatste kleine stukje vrije wil: om nee te zeggen tegen wat niet goed voor je is. Ik kan mezelf daar wel bij helpen door alle verkeerde en afleidende prikkels tot een minimum te beperken. Als ik wil afvallen, moet ik geen chocolade in het zicht hebben. Als ik geconcentreerd wil werken, moet ik mijn telefoon uit de ruimte verbannen. En als ik zonder angst wil musiceren, moet ik alles wat de angst triggert, verwijderen uit mijn omgeving.
‘Kun je me toch even een biertje geven?’ vraag ik. ‘De flessen staan me zo aan te staren! Ze willen gewoon gedronken worden.’ Stefan opent er een en geeft hem aan mij.’
Is er dan helemaal geen weg omhoog voor Frank? Jawel: hij wordt uitgenodigd om te solliciteren voor een belangrijke functie in het concertgebouw van Wenen, hoog in de bergen. Hij doet er alles aan om zijn problemen achter zich te laten voordat hij daarnaar afreist. Of dit op tijd lukt is een vraag die in de roman wordt beantwoord.
Het is een vlotgeschreven roman geworden die bol staat van ironie en humor, maar die tussen de regels door ook veel te zeggen heeft over imago, ego en presteren. Ideaal voor op vakantie of een keer tussendoor.
Het boek is verkrijgbaar via https://hansvanhaeften.com/product/plankenkoorts/ en de lokale boekhandel.
Deze blog is eerder verschenen op boekrecensieblog.nl